De berekende hoeveelheid nog aanwezige bestrijdingsmiddelen op groenten en fruit, die inwerken op het zenuwstelsel, blijft bij een gemiddelde dagelijkse consumptie ruim onder de veiligheidsgrens. Volgens het RIVM levert deze blootstelling dus geen risico op schadelijke effecten op het zenuwstelsel op.
Via ons voedsel worden we bijna dagelijks blootgesteld aan residuen van gewasbeschermingsmiddelen. Volgens het RIVM is er vaak sprake van gelijktijdige blootstelling aan verschillende stoffen, bijvoorbeeld wanneer verschillende groenten of fruit worden geconsumeerd die elk een andere stof bevatten. Of wanneer er in één groente of fruit verschillende stoffen zitten. Omdat de consument in dergelijke situaties met meerdere stoffen tegelijk in aanraking komt, wordt dit de 'cumulatieve blootstelling' genoemd. Het RIVM heeft nu onderzocht hoe groot deze cumulatieve blootstelling aan gewasbeschermingsmiddelen in Nederland is, en of veilige grenswaarden worden overschreden met mogelijke effecten op ons zenuwstelsel. De conclusie uit dit onderzoek is dat de berekende hoeveelheid ruim onder de veilig geachte grens blijft.
Resources
In het onderzoek zijn twee groepen gewasbeschermingsmiddelen onderzocht die inwerken op het zenuwstelsel: 47 middelen die kortdurende effecten hebben op de overdracht van signalen in het zenuwstelsel (zogenaamde neurochemische effecten). En 100 medicijnen die kortetermijneffecten hebben op het deel van het zenuwstelsel dat het bewegingsapparaat regelt. In de Nederlandse voeding wordt de cumulatieve blootstelling aan beide groepen gewasbeschermingsmiddelen gedomineerd door triazofos, omethoaat, methomyl en lambda-cyhalothrin. Voor elk van deze producten zijn veilige grenswaarden vastgesteld: maximale hoeveelheden die op voedingsmiddelen aanwezig mogen zijn.
Reductie
Volgens het RIVM kan de blootstelling aan triazofos en omethoaat niet worden verminderd door de toegestane hoeveelheid van deze middelen op voedsel te verlagen. Het zou gaan om grootheden die nauwelijks meer te meten zijn. Volgens het RIVM kan de inzet hier beter worden gericht op het zorgvuldig screenen van bonen in peul op de aanwezigheid van deze stoffen. Voor methomyl kan de maximale hoeveelheid van dit middel op bonen in peulen nog worden verlaagd, net als lambda-cyhalothrin op spinazie. Voor lambda-cyhalothrin op druiven is de toegestane hoeveelheid onlangs verlaagd. Dit kan in de toekomst leiden tot een verminderde blootstelling.
Overige gewasbeschermingsmiddelen
Dit RIVM-onderzoek richtte zich op blootstelling aan gewasbeschermingsmiddelen die inwerken op het zenuwstelsel. Daarnaast bevat ons voedsel volgens het RIVM ook restanten van gewasbeschermingsmiddelen die andere gezondheidseffecten kunnen veroorzaken. De Europese Autoriteit voor voedselveiligheid (EFSA) onderzoekt dit momenteel. Het doel van dit onderzoek is om te bepalen welke groepen gewasbeschermingsmiddelen toxische effecten hebben op andere organen in het lichaam. Zodra zo'n groep agenten bekend is, moet de co-blootstelling worden berekend. Deze bepaalt of er sprake is van een gezondheidsrisico in Nederland.
MRL
Hoeveel residuen van gewasbeschermingsmiddelen er op groenten en fruit mogen zitten, is wettelijk bepaald via de zogenaamde Maximum Residu Limiet (MRL). Op EU-niveau hebben de lidstaten deze MRL's gezamenlijk vastgesteld, met inachtneming van zeer ruime veiligheidsmarges. Er mogen geen gezondheidsrisico's ontstaan.