Voor de veredeling van phytophthora-resistente aardappelrassen is slechts een beperkt aantal specifieke resistentiegenen beschikbaar. Om deze resistenties in stand te houden is het belangrijk dat virulente, resistentie-brekende phytophthora-stammen geen ruimte krijgen.
Dat stelt onderzoeker Geert Kessel van Wageningen University & Research (WUR). Hij adviseert aardappeltelers met robuuste aardappelen om tijdens het groeiseizoen zo snel mogelijk door phytophthora aangetaste planten te verwijderen en te vernietigen. "Deze virulente mutaties mogen zich niet verspreiden en groot worden in de Phytophthora-populatie."
Kessel gaf vrijdag een workshop over resistentiemanagement tijdens de Bio Knowledge Week. Dit deed hij in het kader van het convenant 'Versnelde transitie naar robuuste aardappelrassen'. Dit convenant, dat in 2017 is gestart op initiatief van de biologische aardappelsector, heeft als doel om vanaf komend seizoen in Nederland 100 procent robuuste aardappelen te telen voor biologische afzetkanalen.
Doel van het verbond
Robuust betekent vooral resistent tegen phytophthora. Om de doelstelling van het convenant te realiseren en vervolgens af te dwingen, is het van groot belang dat biologische aardappeltelers voorzichtig zijn met de beschikbare resistente rassen. In zijn presentatie laat Kessel zien hoe phytophthora zich in de praktijk manifesteert en wat de impact is op de teelt van resistente rassen.
• Lees ook: Nog drie jaar op zoek naar robuustere aardappelen
De gewasbeschermingsonderzoeker en phytophthora-specialist van WUR maakt een vergelijking met corona. 'Als we de eerste patiënt met corona goed hadden kunnen isoleren, dan was dit virus nooit uitgegroeid tot de pandemie, zoals we er nu mee te maken hebben. Hetzelfde geldt voor virulente mutanten van Phytophthora. Als we het consequent verpletteren, verdwijnt zo'n variant automatisch. '
Unieke genotypen
Kessel en zijn collega's van de demo-velden met robuuste aardappelrassen hebben de afgelopen twee jaar op drie locaties in Nederland isolaten met phytophthora-spots verzameld. Uit zijn analyse blijkt dat in 2019 vooral de phytophthora-stam EU 36 werd aangetroffen op de robuuste rassen. De variatie was het afgelopen jaar veel groter. Naast de EU 36 betrof het bijvoorbeeld ook Blue 13, EU 37 en een behoorlijke 'grijze' groep met nieuwe, min of meer unieke genotypen.
De grotere variatie en vooral de grote bijdrage van deze grijze groep met verschillende nieuwe genotypen in 2020 laat volgens Kessel zien hoe Phytophthora zich genetisch snel kan aanpassen aan veranderende omstandigheden. 'De schimmel gebruikt de strategie van survival of the fittest. Als gevolg hiervan verschuiven de verhoudingen in de schimmelpopulatie en verbetert de phytophthora continu. '
Virulentietest en grijze groep
De isolaten uit de demo-velden zijn vervolgens door de WUR-onderzoekers getest op hun virulentie. Dit is gedaan met alle relevante phytophthora-resistentiegenen. De virulentietest bevestigt dat met name vertegenwoordigers van de grijze groep af en toe zeldzame virulenties bevatten. 'Gelukkig komen deze virulenties in de praktijk nog niet op grote schaal voor', zegt Kessel.
'We vinden ook zeldzame virulenties in sommige andere resistentiegenen. In de praktijk levert dit nog geen problemen op. Het is echter belangrijk om ervoor te zorgen dat de selectiedruk laag blijft voor deze onbekende soorten. De basis van een goed resistentiemanagement en daarmee het behoud van de resistenties is ervoor te zorgen dat de aanwezigheid van virulente sporen zoveel mogelijk wordt beperkt. '
R-genen zijn zeldzaam
Ten slotte benadrukt de WUR-onderzoeker dat er niet oneindig veel resistentiegenen tegen phytophthora beschikbaar zijn. 'Voorlopig moeten we het doen met de verzetsbronnen die nu bekend zijn. R-genen zijn zeldzaam en daarom waardevol. Alle reden om dit spaarzaam in de aardappelteelt te gebruiken. '