Akkerbouwers moeten vanaf dit jaar afvoerbeperkende maatregelen nemen voor ruggewas op klei- of lösspercelen grenzend aan een waterloop. Deze maatregelen zijn bedoeld om oppervlaktewaterafvoer naar nabijgelegen waterlopen te voorkomen. Vanaf nu geldt de verplichting om het afvloeien van ruggen (verhoogde stroken) te bemoeilijken en zoveel mogelijk te voorkomen. Adviesorganisatie Countus heeft de maatregelen op een rijtje gezet.
Vanaf dit jaar moeten akkerbouwers spoelbeperkende maatregelen nemen voor ruggewas op klei- of lösspercelen grenzend aan een waterloop. Deze maatregel is ingevoerd om te voorkomen dat nutriënten en bestrijdingsmiddelen in het oppervlaktewater terechtkomen. Deze maatregel moet de kwaliteit van het oppervlaktewater verbeteren.
Welke gewassen?
Welke gewassen vallen onder de definitie van 'ruggenteelt'? Volgens Countus is het duidelijk dat daar ook de teelt van aardappelen bij hoort. Deze definitie moet echter veel ruimer worden geïnterpreteerd. Volgens de officiële toelichting verstaat LNV onder 'ruggenteelt' alle gewassen waarbij het gewas in opstaande stroken grond wordt geteeld. Dit betekent dat ook de teelt van bloembollen, witlof, peen en asperges onder de definitie 'ruggenteelt' valt.
Drie opties
Boeren met percelen klei- of lössgrond grenzend aan een watergang kunnen kiezen uit drie mogelijkheden om de afstroming te bemoeilijken: drempels, sloten/sleuven of een onbemeste akkerrand
1. Drempels
Een landbouwer die kiest voor drempels dient deze tussen de ruggen te plaatsen met een hoogte tussen de 5 en 10 centimeter. De drempels moeten op gelijke afstand liggen tussen minimaal 40 centimeter en maximaal 200 centimeter. Ze moeten worden aangebracht tijdens of net na het maken van de ruggen. Als er gewasschade dreigt, kan de maatregel tijdelijk worden opgeheven. Dit mag bijvoorbeeld bij waterrot als gevolg van te lange waterberging door aanleg van drempels (bij extreme weersomstandigheden). Daarna moeten de drempels zo snel mogelijk opnieuw worden toegepast. Na verloop van tijd worden de drempels kleiner en zijn de drempels niet meer nodig als de teelt gesloten is.
2. Sleuven / sleuven
In plaats van drempels tussen de ruggen kan de teler ook sloten of greppels aanleggen. Het doel van deze afwateringssloten of infiltratiesleuven is dat ze bij niet-extreme weersomstandigheden het water van het perceel opvangen. Deze sloten/sleuven mogen niet uitmonden in een waterloop. De sleuven moeten 30 tot 50 centimeter breed en 30 tot 40 centimeter diep zijn. Ze moeten evenwijdig aan of loodrecht op de waterloop worden gebruikt. Infiltratiesleuven zijn 10 tot 15 centimeter breed, 70 tot 90 centimeter diep en moeten volgens Countus evenwijdig aan de waterloop of als ringsleuf om het perceel worden aangelegd. Indien nodig kunnen sloten of sleuven via een overloopleiding – die alleen bij extreme regenval overloopt – naar de waterloop worden geleid.
3. Onbehandelde en onbemeste veldrand
De derde optie betreft het creëren van een onbetaalde en onbemeste veldrand. Deze dient evenwijdig aan de waterloop geplaatst te worden met een minimale breedte van 3 meter. De insteek is dat deze strook tijdens het groeiseizoen overwoekerd raakt. Dit vermindert de afvoer en de strook vangt ook gronddeeltjes op. Deze onbetaalde zone mag niet gebruikt worden voor akkerbouw, maar is bijvoorbeeld begroeid met kruidachtig grasland, bloemenstroken en/of oeverbeplanting. Dit draagt ook bij aan de biodiversiteit. Volgens Countus is het nog niet helemaal duidelijk of de teler de akkerrand mag meetellen als akkerrand voor de uitvoering van de MER-vergroening voor het GLB. Ook is nog niet duidelijk of de veldrand als pad gebruikt mag worden.
Hogere opbrengsten
Aardappeltelers in Zuid-Limburg hebben al enige ervaring opgedaan met drempels tussen de aardappelruggen en het verruwen van de ruggen. Dit met het voorkomen van erosie en meer infiltratie van het regenwater in de ruggen. De eerste resultaten laten hogere opbrengsten zien van enkele tonnen per hectare op percelen met ruwe ruggen en dorpels.
Gerelateerde artikelen